banner-img

Nieuws

70 jaar Gediflora

21 sep 2021

Met Elien wordt Gediflora intussen geleid door de derde generatie Pieters. Alles begon met de tomatenkwekerij van opa Georges. Dirk Pieters, Eliens papa, bracht het bedrijf daarna naar de wereldtop samen met zijn rechterhand Wim Declercq, die ook vandaag nog hoofd-veredelaar is. En zoals iedereen weet, staat achter elke sterke man een sterke vrouw. Dirks echtgenote Christine is hier geen uitzondering op. In een bui van nostalgie, legden we ons oor te luisteren bij deze drie pioniers van de Belgian Mums. Een verhaal over veel handenarbeid (op het veld en in de bureaus), keuzes durven maken en passie. Met als toemaatje een gouden tip voor de jeugd: ken je talen.

 

Wim en Christine, hoe hebben jullie die beginjaren in een familiebedrijf ervaren?

Christine: “Zodra ik hier aangekomen ben, ben ik erin ondergedompeld. Ik ben begonnen onderaan de ladder en heb daarna alles meegemaakt. Het was een familiebedrijf, met vader en moeder, de zoon – mijn latere man – en zijn twee zussen die actief waren in het bedrijf. Voor mij was dat een serieuze aanpassing en ik heb me van in het begin moeten, kunnen en willen bewijzen. We werkten 7 dagen op 7 en de weinige tijd die overbleef, besteedde ik aan de administratie. In het begin was ook dat nog allemaal handwerk. Ik herinner me dat ik nog de eerste computer heb aangeschaft.”

Wim: “Ik ben hier begonnen op 4 januari 1982, bijna veertig jaar geleden dus. Ik ben begonnen als gewone arbeider en de zaak was natuurlijk een heel stuk kleiner. Toen ik hier startte, waren we met 4 werknemers.

Ik was aangeworven als plukker en alles gebeurde nog met de hand: het plukken, stekken, potten vullen, potten uitzetten, onkruid wieden… Onze eigen moederplanten stonden hier nog en we werkten toen nog uitsluitend met de chrysant als typische 1-november-bloem, bedoeld voor de Belgische en Franse markt.”

 

Dirk, was het voor jou meteen duidelijk dat je verder moest kijken om te groeien?

Dirk: “Toen ik de beslissing genomen heb om het bedrijf van mijn ouders over te nemen, wist ik al via mijn contacten dat er voor de chrysant een hele internationale markt open lag die niets te maken had met 1 november. Vandaaruit is het idee gegroeid om niet in te zetten op tien verschillende producten, maar op één product voor de ganse wereld. En dan ernaar streven om daar zo goed mogelijk in te worden, om topkwaliteit te leveren. Toen de Fransen in de jaren ’80 begonnen met hun planten te kruisen, te bestuiven en te patenteren, wist ik dat ik een beslissing moest nemen: ‘ofwel begin je zelf met kruisbestuiving, ofwel zoek je iets anders’. Veel tijd om te twijfelen en te wachten was er niet, want een nieuwe plant op de markt brengen, duurt algauw vijf jaar.”

 

Is dat de katalysator geweest van jullie groei? De beslissing om zelf nieuwe rassen te ontwikkelen en te veredelen?

Christine: “Absoluut, het is dankzij de veredeling dat het bedrijf zo is kunnen groeien en dat we een wereldspeler zijn geworden. Dat is natuurlijk te danken aan mijn man die dat inzicht had om zelf nieuwe rassen op de markt te brengen.”

Dirk: “Onze eigen breeding opstarten was inderdaad één van de belangrijkste beslissingen. Als we dat niet gedaan hadden, zou het over and out geweest zijn. Kruisen en bestuiven is niet moeilijk, maar het is de genetica die erachter zit. Het is de informatie die goud waard is. Maar om het te doen, heb je natuurlijk de juiste mensen nodig. Wie ga je daarvoor aanwerven of laten opleiden? Dat vind ik al heel belangrijk.”

 

Die persoon hoefden jullie gelukkig niet te ver te zoeken, met Wim in jullie rangen?

Wim: “Klopt, maar dat was niet van in het begin zo. Dirk had iemand aangetrokken die zou instaan voor de veredeling, iemand die daar ook studies voor gedaan had. Hij heeft toen de veredeling opgestart, maar we waren toen nog niet zo groot als nu. Dat betekende dat hij de rest van de tijd mee de handen uit de mouwen en in de aarde moest steken. Uiteindelijk heeft die persoon het drie maanden uitgehouden, hij wou iets dat nauwer aansloot bij zijn studies. Ik ben toen naar Dirk gestapt en heb hem gezegd: ‘Dirk, kijk gerust voor een andere, maar intussen zal ik dat wel overnemen. En zo ben ik in 1988 begonnen als veredelaar en 33 jaar later ben ik er nog.”

 

De hechte banden en korte lijnen tussen medewerkers zijn wel typerend voor jullie bedrijf, niet?

Christine: “Inderdaad en dat probeert Elien zeker ook te doen. Al moet er altijd wel een beetje afstand blijven omdat het bedrijf te groot wordt. Maar iedereen heeft zich kunnen ontplooien in wat hij graag doet. Ook onze chauffeur is nog altijd dezelfde als in onze tijd. Hij werkt hier van ‘84-‘85. Daaraan voel je dat er een goede band is.”

Dirk: “Je moet niet alleen vertrouwen hebben in jezelf, maar ook in je medewerkers. In die zin is het altijd mijn visie geweest tegenover het personeel dat ze verantwoordelijkheden kregen. Ik vroeg hun ook steeds wat we beter konden doen? En als we naar het buitenland gingen, bv. om de bloeiproeven te gaan bekijken, wilde ik altijd 4 à 5 personen mee betrekken. Als je ze niet meeneemt, geloven ze wel wat je zegt wanneer je terug thuis komt, maar als je ze de kans geeft om mee te gaan, brainstorm je al in het vliegtuig, of terwijl je bij die proeven staat. Ik vind dat een must. En Elien doet nog steeds hetzelfde.”

 

Dat brengt ons bij de buitenlandse avonturen.

Wim: “Toen we zouden beginnen samenwerken met een Nederlands bedrijf, kreeg ik te horen van Dirk dat hij uitgenodigd was om naar Amerika te gaan om te zien hoe de chrysanten daar groeiden en bloeiden. Ik heb een echtgenote die niet wil of durft vliegen. Zelf had ik al eens een luchtdoop gedaan met een sportvliegtuigje in Wevelgem, maar meer niet. Ik heb toen mijn stoute schoenen aangetrokken en heb aan Dirk gezegd: ‘het mag me kosten wat het wil, maar ik wil mee’. Ik ga nooit meer die kans krijgen in mijn leven. Hij zou er even over nadenken. En na een paar maanden zei hij dat het goed was en dat ik mee kon.”

Dirk: “Het is pas als je ter plaatse gaat dat je bijleert en die leergierigheid is zeer belangrijk. Wim was altijd mijn rechterhand en ging dus mee. En mijn vrouw is links, dus zij was mijn linkerhand.”

Christine: “We zaten altijd op dezelfde golflengte. We hebben ons nooit geremd gevoeld in onze plannen. We hadden eigenlijk altijd dezelfde ideeën. We vulden elkaar zeer goed aan.”

 

Was er nooit schrik bij je ouders, Dirk. Bang dat je te veel hooi op je vork nam?

Dirk: “Nee, dat heb ik zeker niet gevoeld. Mijn vader kende mijn karakter natuurlijk en gaf me als het ware carte blanche. Toen ik in het bedrijf stapte, was er heel veel werk aan de winkel. Research en breeding stonden nog nergens. De verkoop beperkte zich tot België en Frankrijk. Maar plots kwamen daar de rest van Europa bij, Japan, Amerika… Ik vond dat een uitdaging en heb me daar nooit zorgen over gemaakt. En mijn vader steunde me.”

 

Internationaal uitbreiden is ook vandaag niet eenvoudig, maar toen zeker niet, vooral ook op technologisch vlak. Hoe pakten jullie dat aan en hoe vind je de juiste partners?

Christine: “Het is een feit dat het iets omslachtiger was dan nu. Er waren nog geen gsm’s, nauwelijks computers… Je moest toen nog naar een reisbureau gaan om je tickets te boeken.”

Dirk: “Bij de keuze van onze partners heb ik me altijd laten leiden door marktreputatie. De sterkste partij is de beste voor mij. En dat is vooral een kwestie van mentaliteit en ingesteldheid. Het gaat hem niet puur om de verkoop, ze moeten groene vingers hebben, de drive, het moet erin zitten. Anders interesseert het me niet, welke omzet ze ook draaien. En dus is het belangrijk dat je ter plaatse gaat kijken. Toen we in Amerika begonnen, ging ik zelf naar LA, New York, Texas. Want het is net als Europa: een Spanjaard is geen Zwitser of een Deen en een West-Vlaming is geen Oost-Vlaming of Limburger. Je moet dus zelf op die markt aanwezig zijn, je moet die markt leren kennen.”

 

De samenwerking met Brazilië is ook een van de mijlpalen in jullie geschiedenis geweest, nietwaar?

Dirk: “Inderdaad. Opnieuw mede onder invloed van contacten heb ik beslist de productie van jonge plantjes naar Brazilië te verhuizen. Waarom? Omdat de plantjes dan veel sterker, veel beter waren. Wij hadden die plantjes nodig in februari, maart, april. Welk weer hebben we hier dan? Het klimaat daar is zoveel beter voor onze plantjes.”

Wim: “Een stekje uit Brazilië kon je niet vergelijken met een stekje dat hier geproduceerd was. Dat stekje uit Brazilië wortelde in tien dagen, terwijl het onze had 15, 16, 17 dagen nodig had. Bovendien waren alle stekjes daar allemaal gelijk. Het kwaliteitsverschil was enorm en dat was doorslaggevend. Uiteraard zit je ook met een prijsverschil, maar de hoofdreden waarom we naar Brazilië trokken, was puur de kwaliteit.”

 

En lukte het om jullie mannetje te staan in zo’n internationale context?

Wim: “Ik moet zeggen dat het aanpassen was en daar voel ik me een beetje schuldig over vandaag. Het is ook iets wat ik mijn kinderen aanraad: leer je talen op school. Ik herinner me nog dat ik op de tuinbouwschool tegen mijn leraar Frans zei ‘jongen toch, ik moet geen Frans kennen om tegen mijn bloemen te praten’. Maar hoeveel spijt heb ik niet dat ik er niet meer voor gedaan heb! Als jongere denk je dat je dat niet nodig hebt, maar weet je veel op die leeftijd. Op de tuinbouwschool hadden we één uur Engels in de week. Dat stelde allemaal niet veel voor. Maar later ga je dan naar Amerika voor het werk en dus leer je al doende, met haken en ogen … maar je kan je plan trekken. De eerste keer dat we naar Brazilië trokken, zaten er vijf mensen van het Braziliaanse bedrijf aan tafel, onder andere de CEO, de planner, de verantwoordelijke. Dirk en ik zaten aan de andere kant van de tafel. Aan het begin van de meeting zeiden ze ‘ja, begin maar’. Wij zaten daar met onze mond vol tanden, het zweet liep over mijn rug, zo zenuwachtig was ik. Nu is dat totaal gedaan, maar toen was het echt wel zweten.”

 

Tot slot, wat waren voor jullie de hoogtepunten?

Christine: “Het volledig nieuwe complex dat we hier in 1989 beginnen bouwen zijn. Dat was voor ons fenomenaal dat we zo’n bedrijf konden neerzetten. We hebben mooie bureaus gezet, mooie serres, op en top modern ingericht. Een ander hoogtepunt was toen mijn man tot ondernemer van het jaar verkozen werd. We reden naar Antwerpen voor de uitreiking, maar we wisten nog niet dat wij zouden winnen. Ze hadden het op de radio gezegd maar we hadden het niet gehoord.”

Dirk: “Toen we in het begin vrij snel een paar goede rassen vonden, kregen we meteen internationale interesse. Ook hier opnieuw via mond-tot-mondreclame. Die rassen werden als eindproduct gecommercialiseerd via de veiling en dan beginnen mensen rond te vragen: van waar komt dat, welk ras is dat? Dat is nog altijd de beste reclame.”

Wim: “Het is misschien geen hoogtepunt, maar wel een straf verhaal. Ooit ben ik voor een halve dag naar Amerika geweest. We gingen de bloeiproef bekijken en die mensen hadden ons niet verwittigd dat de planten veel te laat bloeiden. Ze hadden niet gezegd dat het geen zin had om te gaan en dat we beter veertien dagen konden wachten. We komen daar toe, een derde van wat je wil zien, staat te bloeien en de rest niet. Dirk zei meteen ‘niet moeilijk, binnen veertien dagen kom jij terug, punt’. Ik ben hier toen de zaterdagochtend vertrokken, eerst naar Londen en dan van Londen een rechtstreekse vlucht naar Los Angeles. Ik ben daar de zaterdagavond aangekomen, moest zelf een auto huren, een uur of twee rijden naar Oxnard, naar het hotel om te slapen, de volgende dag vroeg opstaan, naar het bedrijf gereden, naar de bloemen kijken en dan ’s middags terugreizen om hier dan de maandagavond terug te zijn. Ik was een halve dag in Amerika geweest. Zot maar fantastisch!”

Christine: “Er waren zo veel heel mooie momenten. Als ze morgen vragen of ik het hele parcours opnieuw wil doen, dan zeg ik ja. Zonder één seconde te twijfelen. Met vallen en opstaan, maar ik zou het zeker opnieuw doen. Ik heb geen seconde spijt.”

 

 

“Je moet niet alleen vertrouwen hebben in jezelf, maar ook in je medewerkers.”

– Dirk Pieters